‘De Hoeve en het Hart’ is een heel bijzonder boek dat ik met veel plezier heb gelezen. Van tevoren wist ik niet goed wat ik ervan kon verwachten; was het een roman? Een waargebeurd verhaal? Wel was ik gelijk getrokken door de eerste twee zinnen op de achterkant: “De gedachten van boeren uit vroeger eeuwen zijn maar al te vaak in de wind verwaaid. Ze hebben generatie na generatie hun akkers geploegd, hun koeien gemolken en hun kinderen opgevoed, maar ze hebben meestal geen blijvende sporen nagelaten in boeken of brieven”.

Enny de Bruijn heeft in dit boek een bijzondere uitzondering op deze regel beschreven. Ze duikt met dit boek in het dagelijks leven van boeren uit Herwijnen en omgeving en brengt hun wereld in beeld. Nadat boerenzoon Gijsbert van Rijckhuijsen naar Leiden vertrok, onderhield hij contact met zijn vader Arien via brieven. De inhoud van veel brieven is bewaard gebleven en het boek met Copye-brieven biedt een schat van informatie, omdat er tot nu toe niet heel veel bekend was over de boeren in de zeventiende eeuw. Ook was vader Arien een verwoed genealoog, hij vroeg verre verwanten het hemd van het lijf over hun ouders, grootouders en andere familie. Wat hij te weten kwam schreef hij in zijn Geslacht-register, wat ook nog steeds bewaard wordt door Erfgoed Leiden en Omstreken.

bibl. LB 7000-03A [Gijsbert van Rijckhuijsen], Geslacht- en wapenboek van Gijsbert Ariensz. van Rijckhuijsen 1740-1771. Handschrift, 7 dln.

Ondanks dat ik zelf geen tot zeer weinig voorouders in de Tieler- en Bommelerwaard heb, heb ik dit boek met veel plezier en interesse gelezen. Het is verdeeld over zes thema’s: eer, liefde, bezit, werk, cultuur en geloof. Allerlei thema’s die in een boerenleven in de Gouden Eeuw een belangrijke rol spelen. Met Herwijnen als basis, en soms een uitstapje naar naastgelegen dorpen Hellouw en Haaften, leer je de inwoners kennen. Wellicht kun je de eigenschappen van deze Tielerwaardse boeren ook terugvinden in de boeren van andere streken in de zeventiende eeuw.

Een flinke tijd terug, waardoor er regelmatig sprake is van concepten en begrippen die voor ons 21e-eeuwers lastig te vatten zijn. De taken van de gerichtsnabuur en die van de rentmeester, wat ‘legerdiensten’ betekenen en waar de plaatselijke jongeren zich mee bezighielden tijdens hun ‘spinavondjes’ – niet alleen met spinnen in ieder geval – worden door De Bruijn op concrete wijze uitgelegd.

De kerkelijke aangelegenheden vond ik lastiger te begrijpen. Ik heb geen kerkelijke achtergrond en weet eigenlijk niet eens het verschil tussen een dominee, diaken en een predikant. Ook het principe ‘aan het avondmaal gaan’ is iets wat ik moest opzoeken. De Bruijn werkt voor het Reformatorisch Dagblad waardoor het voor haar waarschijnlijk gesneden koek is, voor mij was het dat niet. Het is ook wel logisch voor een gereformeerd dorp dat de kerk een grote rol speelt in het dagelijks leven, de kerk was tenslotte niet alleen een plaats om het geloof te belijden, er werden ook mededelingen gedaan namens het dorpsbestuur, materialen opgeslagen om de dijk te versterken en het was een plek om elkaar te ontmoeten. Behalve dan tijdens de oogsttijd, dan hadden de boeren het te druk:

“Nu komt de hop-tijdt aan; elk meynt, ’t zal qualijk lukken,
Soo hy met al zijn volk des rustdags niet zal plukken,
Dan is het dorp vol volk, dan is de kerk schier leeg […].
Nog komt den Huysman niet, hy laat Gods dienaar preeken,
En komt daar na te kerk, na vier verloope weeken,
Dan is de hop-tijd uyt, dan heeft hy weder tijt
Om in de Kerk te gaan […]”.

Hier komt meteen een kenmerk van het boek naar voren; de vele prachtige citaten in originele bewoording. Moeilijke woorden worden door De Bruijn wederom concreet uitgelegd en eigenlijk is het best te begrijpen. Je hoeft niet per sé ervaring te hebben met oude teksten of Nieuwnederlands Brabants dialect, alles is zeer toegankelijk beschreven.

Wat ik ook heel sterk aan het boek vond, is de indeling per thema. Het is een lopend verhaal, ondanks dat de thema’s worden uitgelicht aan de hand van verschillende familieleden van Arien van Rijkhuijsen. In het begin raakte ik soms de draad een beetje kwijt door de vele familiebanden die in het dorp en tussen families bestonden, maar toen ik minder het overzicht rondom de specifieke personen probeerde te behouden maar meer naar het verhaal erachter ging kijken, raakte ik steeds meer onder de indruk van deze bijzondere opbouw. Het is deels chronologisch, deels ook niet, maar door de thematische indeling klopte het voor mijn gevoel volledig. Zoals De Bruijn het zelf in de inleiding beschrijft: “van de ene nicht is bijvoorbeeld de geschiedenis van verkering en huwelijk tot in detail bekend, van de andere neef zijn volop gegevens rond het werk overgeleverd. Vandaar dat elk hoofdstuk in dit boek zijn uitgangspunt neemt in een of meer losse verhalen uit de familiegeschiedenis. Die verhalen worden vervolgens toegelicht in paragrafen met algemenere uitleg over de situatie in deze periode en deze regio. […] Zo worden de afzonderlijke verhalen van één persoon of één echtpaar of gezin geplaatst in de context van het dorp en de streek”.  

Aan de hand van zeker 300 secundaire bronnen en meer dan 25 verschillende archieven heeft De Bruijn een prachtig gedetailleerd verhaal weten neer te zetten over een bevolkingsgroep en regio waarover we in de grote geschiedenisboeken niets lezen. Het enige wat ik miste in dit boek, was een register per onderwerp. Soms komt het namelijk voor dat er over een onderwerp in meerdere hoofdstukken iets gezegd wordt, dus dat was handig geweest. Hoewel, dan zou het boek misschien meer het karakter van een naslagwerk krijgen. Dat zou zonde zijn, want eigenlijk is dit een boek dat je gewoon in één ruk van a tot z moet uitlezen. En als je het dan uithebt, ga je de boeren en hun eigenzinnige karakter bijna missen.

De hoeve en het hart door Enny de Bruijn is in 2019 verschenen bij uitgeverij Prometheus in Amsterdam. Inmiddels ligt de vijfde druk al in de winkels.